Bronja Prazdny
Feuilleton Znežanka
Hoofdstuk 3
Bezoek ook eens onze website(s) en Social Media.
Bronja Prazdny
Feuilleton Znežanka
Hoofdstuk 3
Over de auteur
Bronja Prazdny over zichzelf:
“Ik werd geboren. Mijn ouders reden mij rond in hun oude Saab om me in slaap te krijgen. Ik knipperde met mijn ogen en was middelbaar. True story.”
Bronja Prazdny is journalist en schrijver. In 2015 verscheen haar boek Vrouwen met autisme. Een vroege versie van Verloren taal bereikte in 2014 de finale van Manuscripting, een wedstrijd voor nog ongepubliceerd schrijftalent. Eind 2020 kwam haar debuutroman Znežanka uit. Bronja Pradzny woont en werkt in Groningen.
Over het boek
Znežanka is een verhaal over vriendschap en haat, over het hebben van vertrouwen in een ander en het geloven in jezelf, hoeveel je ook voor je kiezen krijgt, over afscheid en verdriet en loslaten versus vasthouden. Het is ook een pleidooi voor het ‘afwijkende’, een modern sprookje over een vorm van verbeelding die in onze maatschappij vaak als gekte wordt gezien. Waar ligt de scheidslijn tussen verbeelding en waanzin en wie bepaalt die eigenlijk?
Ik heb heel lang gedacht dat er maar één waarheid bestond. Dat hoe je er ook naar keek, de uitkomst van een optelsom altijd dezelfde is. Feiten zijn feiten, die zijn niet naar inzicht in te kleuren. Nu ben ik daar niet zo zeker meer van.
De hoofdpersoon in deze roman, Znežanka, is een jonge vrouw die hevig verliefd wordt op een man, maar in plaats van een lang en gelukkig leven in liefde en harmonie eindigt hun korte samenzijn in een diepe beangstigende afdaling in het rijk der schimmen. voor haar althans – hij verdwijnt uit beeld en hervat zijn leven. Znežanka weet een manier te vinden om om te gaan met de verliezen en de snijdende pijn die volgen op het vertrek van haar voormalige droomprins, maar of deze oplossing haar zal helpen er weer bovenop te komen?
En daar komen de kleintjes, een stoet kindervoetjes klossend op de trap, zoveel lawaai dat het klinkt alsof een regiment soldaten aanstonds zal aantreden, maar het zijn maar vijf kleintjes als het geluid eenmaal is verstomd en ze met grote ogen voor ons staan.
Bazarow Magazine publiceert deze maanden Znežanka als feuilleton.
Hoofdstuk 3
ONTMOETING
Ik weet nog goed dat ik je voor het eerst zag. Ik zat in het café van de bibliotheek op je te wachten en je liep me straal voorbij. Je was zo mooi en zo lang, je ging maar door, oneindig uitgestrekt, ik vond je prachtig. Ik had mijn reserves gehad toen je je via een gemeenschappelijke kennis aan me had opgedrongen en ik was schoorvoetend akkoord gegaan met een blind date, maar één blik op dat klungelige lijf en ik was verkocht, ik wilde eraan zitten en het liefst meteen. Ik pakte mijn spullen bij elkaar en rende achter je aan. Je was inmiddels halverwege de trap naar de tweede verdieping, die benen sloegen drie treden met gemak over, waar ik een aanloop voor nodig heb en een sprong.
‘Robert! Robert! Wacht!’ hijgde ik. Ik raakte je jas van achteren met één vinger aan. Je gaf geen sjoege. Twee vingers. Toen je je omdraaide, ik een trede lager en een halve meter korter, zag ik dat je ogen korenbloemblauw waren. Ik kon geen woord uitbrengen, het voelde alsof ik verlamd was. Jij niet, er kwam een glimlach op je gezicht en je stapte een trede naar beneden. Nu was het verschil nog maar dertig centimeter.
‘Znežanka?’ Ik grinnikte. Je sprak mijn naam uit alsof een kudde przewalskipaarden over de letters was gegaloppeerd. Alle rollende klanken waren uit het woord dat mijn naam is geperst. ‘Je vergeet het vogeltje. Het omgekeerde dakje op de tweede Z. Die zegt dan zjjjj.’
De tijd spuit naar voren. Weet je nog de eerste keer dat we elkaar aanraakten? Ik heb nooit kunnen vermoeden dat iemands hand zoveel gevoel in mij kon losmaken, maar jouw hand deed dat. Ik wilde altijd zo met je zijn, jij in mij, vastgeplakte blote lichamen op een kriebelige bosgrond vol rode mieren en takjes. Weet je nog dat je mij vroeg voor altijd jou zo te onthouden als je nu was, losjes en ontspannen na een dag fietsen in de Vogezen en liefde in het kwadraat in de hotelkamer en daarna met frietjes op het plein midden in het dorp? Ik moest lachen toen, maar je maakte geen grapje, zei je. Bij mij voelde je geen spanning, voelde je je zo op je gemak dat je je had afgevraagd of ik je soms gedrogeerd had of betoverd, zo ontspannen was je bij mij. Je had je grote knokige hand over mijn kleine worstenhandje gelegd en gezegd dat je van me hield. Weet je nog dat je mij schreef dat je de rest van je leven met mij wilde doorbrengen?
Een groter understatement dan dat liefde blind maakt is er niet. Verliefdheid om precies te zijn. Ik heb je al tien en een half jaar niet gezien, maar ik denk niet dat er nu nog sprake zou zijn van enige vorm van betovering; er is immers geen liefde meer. Dat was een decennium geleden wel anders, je had dan wel gezegd dat het voelde of ik je had betoverd, maar terugkijkend kan ik niet anders concluderen dan dat dat precies was wat jij bij mij had gedaan. Betoveren. Alsof je iemand naspeelde die ik wilde dat je was. Alsof je een droomprinspak had aangetrokken om dit Sneeuwwitje wakker te kussen dat onder het spinrag en de mottenballen lag weg te kwijnen, wat natuurlijk ook wel een beetje zo was. Maar we weten allemaal dat wij het zelf zijn die die belachelijke maskers over de feitelijke gezichten en persoonlijkheden van onze liefdesobjecten spannen. Wij willen zelf voor de gek gehouden en attribueren eigenschappen aan anderen voor ons eigen gerief. Onbewust natuurlijk, voor het grootste gedeelte. Hormonen zijn gevaarlijke beestjes. Wat allemaal niet wil zeggen dat de tegenpartij, diegene waar wij onze lust en wanen van perfectie op projecteren, helemaal onschuldig is. Zeker niet. Je had in de kleine anderhalf jaar dat wij met elkaar omgingen een web van zijdedraad voor mij gespannen waar ik langzaam in verstrikt raakte. Je zag de behoeftigheid in mijn ogen, wist dat ik jou als prins zag die mij levensadem had gegeven en daar maakte je dankbaar gebruik van. Waarom is mij tot de dag van vandaag onduidelijk. Ik denk dat het iets met een vergroting van je eigenwaarde te maken had doordat er iemand was die zo aan je lippen hing als ik, maar ik heb het je nooit meer kunnen vragen en ik bijt nog liever mijn tong af dan dat ik ooit het antwoord van je te horen krijg. En laten we wel wezen: wat doet het ertoe?
Die golven van verlangen, die belachelijk knikkende knieën die ik elke keer had als ik jou zag, die rusteloze gejaagdheid die ik voelde als ik niet bij je was en aan je dacht, die hadden allemaal, ondanks hun fatamorgastische aard, nogal echt aangevoeld. En het was wederzijds, dat gekmakende gevoel van zwaartekracht dat je buik ondersteboven keert alsof je met mach 3 over een supersonische Python raast. Tenminste, ik was daar voor het gemak maar van uitgegaan. Want wie stort zich anders zo op een ander als hij niet verliefd is en wel getrouwd met een ander?
Dat moet dan toch op zijn minst die grote emotie zijn die daaraan ten grondslag ligt? Dat moet toch dan wel haast beantwoorde liefde zijn? We gaan zo gemakkelijk uit van onszelf, ons eigen standpunt en behoeftes, dat we maar met moeite over onszelf lijken te kunnen uitstijgen om te zien wat een ander beweegt, wat een ander voelt en dus niet, of nauwelijks, in staat zijn te aanvaarden dat andermans motieven, zijn drijfveren, niet per se gelijk zijn aan de onze. Die blinde vlek geldt met grote zekerheid voor dat hormonale luchtkasteel dat verliefdheid heet, waar twee partijen zichzelf simultaan voor het lapje houden. Een grotere zelfverlakkerij dan verliefdheid is er niet en toch zweefde ik anderhalf jaar lang als een manische heliumballon door het leven en was er geen cel in mijn lichaam die dacht ongelukkig te zijn. Wanhopig wel, eenzaam ook, maar niet ongelukkig.
Ik was er dus voor het gemak van uitgegaan dat jij mij aanbad. Dat was zoals gezegd niet geheel en alleen een kwestie van (foute) aannames van mijn kant. Het werd ook gevoed door je woorden, hoewel je daden met de bril van nu veel minder aanleiding gaven tot die gedachten. Dat zijdedraad werd om mij heen gesponnen, maar de waarheid gebiedt te zeggen dat ikzelf moedwillig jouw web was in gesprongen met een soepelheid waar de vrijwilligheid vanaf spatte, een beetje zoals de man van Babooshka die zich vol overgave in de armen van zijn minnares werpt. Geheel losstaand van mijn verhaal, maar wel uiterst interessant, is het detail dat de dame in kwestie zijn eigen vrouw is, maar dan verkleed als een ander om te zien of de man tot overspel genegen is, wat natuurlijk zo is. Als er een afrekening opgemaakt zou moeten worden, dan ben ik nog altijd degene die blaam treft. Ik werd immers zelf verliefd op mijn faux-droomprins.
Na die eerste ontmoeting volgden er vele. Het was vooral de spanning vooraf die mij verslaafd hield, dat enorme verlangen naar jou. Het is allemaal zo makkelijk, hè, achteraf oordelen over een gevoel, gebeurtenis, maar als je mij tien jaar geleden had verteld dat mijn verlangen naar de valse prins niks met de man Robert van doen had, had ik mijn schouders opgehaald en me van je afgekeerd. Ik weet nu, na een balboekje vol cognitieve gedragstherapie, sessie na sessie oeverloos geleuter, dat dat verlangen in mijzelf zit besloten. Maar dat wist ik toen nog niet. Ik was niet cynisch in die periode en nog steeds heb ik moeite met mensen die wonderen per definitie afwijzen en die overal commentaar op menen te moeten hebben in plaats van te geloven in wat er is of kan zijn. Ik ben een ware romantica, ik denk dat dat je inmiddels wel duidelijk is. Ik leefde letterlijk voor de liefde die ik voelde voor jou en jouw aandacht voor mij. Alles was verder van ondergeschikte waarde en belang. God, wat hield ik van de man die ik dacht dat je was. In mijn geheugen zijn onze momenten samen allemaal in de zomer, omgeven door licht en warmte, hoewel ik weet dat dat onzin is, want het prinsesje is gemaakt toen het buiten vroor dat het kraakte. Maar dat is wat die blinde verliefdheidsbril blijkbaar doet. Ik geloofde in wonderen en ik geloofde in verwondering. Daar waar de een zijn redding in de Bijbel vindt, vind ik al zolang ik het mij kan herinneren troost in sprookjes. Deze oude verhalen en vertellingen geven mij soelaas. Ik put kracht uit de magische werelden van die sprookjes, uit die zinderende trilling die in elk fantastisch verhaal ligt besloten en die lijkt uit te schreeuwen: geloof in hetgeen je niet ziet en word nooit oud! Misschien ligt mijn ongeluk wel besloten in het feit dat ik de wijsheden van de magische vertellingen te vaak een-op-een vertaal naar mijn eigen leven. Net als de zekerheid dat er maar één kijk is op de waarheid, waarvan dr. Halberstamm mij probeerde te overtuigen dat dat een onrealistische kijk op de wereld is, heeft de goede dokter mij willen laten inzien dat mijn geloven in sprookjes één is, maar dat dat geloven voorts vertalen naar mijn eigen leven als ware het een mogelijke weerspiegeling van het non-fictieve leven, nogal onbezonnen en onfortuinlijk is. ‘De werkelijkheid bestaat nou eenmaal niet uit droomprinsen, nooit geboren prinsesjes die desalniettemin echt bestaan in de hoofden van vrouwen in mottenballen die wakker worden gekust’. Zoals ik al zei, de man is niets meer dan een oude geit met een uiterst cynische kijk op hetgeen er om hem heen gebeurt.
Jij was de prins die mij wakker kuste en onze liefde werd bezegeld met een prinsessenkind. Ik heb daar heilig in geloofd, al zag ik de tekenen en heeft iedereen in mijn omgeving mij proberen te waarschuwen voor het onheil waar ik op af stevende. En toen ik eenmaal zo diep was gevallen dat ik de bodem van de put had bereikt, nou ja, toen haatte ik de man die jij was, hoewel je daarvoor het gouden randje om mijn eenzame bestaan was geweest. Dat kon ik omdat ik in sprookjes geloof. Robert was slecht, omdat hij niet goed bleek te zijn. Omdat hij tegen mij gelogen had. Omdat hij mij in de steek had gelaten. Omdat hij was opgehouden met mijn bestaan te erkennen. Omdat hij ervoor had gezorgd dat ik altijd alleen zou zijn. Ik zie heus wel dat het kinderachtig moet overkomen, een volwassen vrouw die niet in staat lijkt tot het zien van grijstinten en nuances. Dokter Halberstamm heeft heel erg zijn best gedaan om mij te laten inzien dat de intenties van Robert naar mij weliswaar onzuiver waren, maar dat het hem niet automatisch tot een slecht mens maakt. Hij zal zijn redenen hebben gehad, zei de dokter. Maar voor mij was de droomprins veranderd in een valse prins en daar kon zelfs een man met zoveel titels en specialisaties als dokter Halberstamm niks aan veranderen. En zeg nou zelf: het is geen zuivere koffie als je zegt dat iemand jouw zon is en je dan vervolgens die persoon doodzwijgt, elke dag een beetje meer tot je helemaal verdwenen bent. Alle stralen en alle glans die ik door zijn blik had verkregen, nam hij me ook weer af en wat overbleef was een inferieur soort negatief: ik was minder dan ik ooit was geweest en alle kleur, op dat ene stukje diep in mij na, was verdwenen.
Maar nu loop ik vooruit op de chronologie. Want in het begin was alles perfect aan jou. Alles, op één klein detail na: jij was getrouwd met Linde. Daar kwam ik pas achter toen de basis van het zijden web al was gespannen en de blind makende roze bril zich al met vele onzichtbare weerhaakjes, als een agressief soort sportbril, had vastgeklonken achter mijn oren. Het was een horde, de onthulling dat jij bij een ander hoorde, maar het was zeker niet onoverkomelijk. In feite had je mijn nog niet aanwezige scepsis hieromtrent preventief weggesust. Ik had geen reden aan je te twijfelen toen jij mij vertelde dat jouw toekomst met mij was en niet met Linde. Dus ik wachtte geduldig tot het moment daar was en jij je van haar had weten los te maken. Je hield mij minutieus op de hoogte van je vorderingen op dat front, elke stap in het proces naar jullie scheiding werd met mij gedeeld. Het was slechts een kwestie van tijd en ik wachtte en ondertussen gaf ik mij vol overgave en zonder welke reserve dan ook aan jou. Ik deed mijn werk op het gemeentehuis, bezocht mijn moeder en zus, sprak met vrienden af maar op een of andere manier voelde ik dat ik pas ‘aan’ ging als ik jou binnen een straal van twintig centimeter van mij had. De rust die ik jou gaf door mijn aanwezigheid, die was wederzijds.
Jouw nabijheid haalde het beste in mij naar boven. Bij jou bestond ik. Het feit dat je getrouwd was deerde mij niet, althans het eerste jaar niet. Ik zag je na mijn werk, ik had nog nooit zo vaak in een café gezeten en zal nooit meer zo vaak op een terras zitten als in die periode dat het voelde alsof ik op helium leefde. Een enkele keer kwam je een nacht logeren of ging ik met je mee als je op reis moest in het buitenland voor een congres of conferentie over kunstmatige intelligentie, zoals die keer in de Vogezen. Maar meestal zagen wij elkaar met een kop koffie ergens in de binnenstad. Ik vond het niet erg om je alleen maar voor een uurtje in het openbaar te zien, iets wat veel mensen in mijn omgeving maar niet leken te snappen. Maar die begrepen de aard van mijn verlangen ook niet, ze zagen niet dat mijn verlangen niet per se (of niet altijd) geconsumeerd hoefde te worden. Ik durf wel te stellen dat mijn blind makende bril zo stevig op mijn neus bleef zitten omdat ik hem geen aanleiding gaf af te zakken of te vallen, met of zonder weerhaakjes. Ik zag je net vaak genoeg om het verlangen brandend te houden. Er kwamen geen barstjes in mijn adoratie voor jou omdat ik je ook steeds kort genoeg zag om de magie levend te houden. Net genoeg om niet te zien dat jij met mij heel andere bedoelingen had dan ik met jou. Had ik je maar langer en intensiever meegemaakt, verzuchtte ik later menigmaal, dan was jij veel eerder van je troon gevallen en had ik geen abonnement op het gekkenhuis gehad. Maar dan had ik het prinsesje ook nooit gekend en dan was mijn leven een stuk leger geweest dan het al was voor ik Roodbaard Robert tegenkwam. Want hoe diep ik ook ben gevallen de afgelopen tien jaar, één ding hield mij levend: mijn liefde voor haar en de onafscheidelijke band die er tussen ons is.
—
Lees hier hoofdstuk 1
Lees hier hoofdstuk 2
Informatie
Titel
Znežanka
Taal
Nederlands
Bindwijze
Paperback
Druk
1
Verschijnings-datum
november 2021
Aantal pagina's
400
Auteur
Bronja Prazdny
Uitgever
Droomvallei Uitgeverij
ISBN
9789493214224
Genre
Literatuur & Romans
Deze week in Bazarow Magazine
Lees hier wekelijks interviews met schrijvers, voorpublicaties van nieuwe boeken, columns, de agenda en het laatste boekennieuws.