Roeland Dobbelaer
Column - Zeist zwijgt
Bezoek ook eens onze website(s) en Social Media.
Roeland Dobbelaer
Column - Zeist zwijgt
Zeist zwijgt
Vandaag precies twee weken geleden verhuisde ik met de hond van mijn geliefde voor drie maanden naar Zeist. Vrouwlief verhuisde ook mee, maar na een dag vertrok ze alweer voor een week werk naar Parijs. Daar zat ik dan, alleen met háár hond in een onbekende plaats. Oké, onze kantoren liggen hier ook, maar dat is op een bedrijventerrein in Zeist-Noord. Het echte Zeister gevoel moet ik nog ontdekken. Hetzelfde weekeinde begon ik ook aan de ingenieuze roman Dunkelbum zwijgt van Eva Menasse, prachtig vertaald door Annemarie Vlaming, over een fictief Oostenrijks grensdorp met een donkerbruin verleden. In het boek spelen diverse intriges een rol die allemaal hun oorsprong hebben in de Tweede Wereldoorlog. Het meest schokkende feit in de dorpsgeschiedenis van Dunkelblum is de moord op een groep dwangarbeiders, waaronder veel Joden, aan het einde van de oorlog. De daders kwamen allemaal uit Dunkelblum. Niemand weet er het fijne van en bijna niemand wil er iets van weten. De lichamen zijn nooit gevonden. Bijna 45 jaar later, vlak voor de val van de muur zijn er toch een aantal mensen die navraag doen naar de oorlogsgeschiedenis van Dunkelblum. Een van hen is de 69-jarig Alexander Gellért, een vreemdeling, niemand kent hem. Hij is al weken in het dorp, logeert in het dorpshotel, loopt rond en spreekt af en toe iemand aan met een vraag.
Terwijl ik de hond uitlaat in het park van landgoed De Brink dichtbij de kinderboerderij lees ik verder in Dunkelblum zwijgt en besluit ik ook wat navraag te doen. Het park was rond 1900 eigendom van de toenmalige burgemeester, vertelt een buurtbewoonster. Hij liet het park na aan de bevolking van Zeist, zodat ook de arme Zeistenaren konden genieten van bos en natuur. Regelmatig probeert het gemeentebestuur de bestemming te veranderen en er kantoren of parkeerplaatsen neer te zetten. Maar de mensen in Zeist laten dat niet gebeuren. In Dunkelblum speelt iets soortgelijks, daar wil de gemeenteraad een ingewikkelde peperdure watervoorziening bouwen, terwijl er genoeg water uit de bergen komt. Bij de eerste graafwerkzaamheden op een afgelegen veld, wordt een geraamte gevonden, sommige Dunkelblumers raden het af om daar verder te graven. Weten zij meer over de massamoord van destijds?
Terwijl de hond speelt in het park vraag ik me af wat hier allemaal begraven ligt. Ik lees en loop verder door de oude straatjes van Zeist en vereenzelvig me steeds meer met de heer Gellért die in Dunkelblum zijn rondjes maakt en navraag doet over de oorlog.
Dan wordt het donderdag 4 mei. Dodenherdenking in Zeist, Walkartpark. Het valt me op dat dit hier veel meer dan in Utrecht een gezinsuitje is. In Utrecht hebben vooral jonge mensen, studenten, de overhand. Hier vullen vaders en moeders met hun twee kinderen het park. Ik tel zeker drie mannen van mijn leeftijd, met dito buikjes en kale plekken op het achterhoofd, het nette pak van het advocatenkantoor nog aan, die er met twee veel te jonge kinderen staan te luisteren naar de toespraken. Ze zijn te oud om de kinderen de hele tijd te dragen en weten zich eigenlijk geen houding te geven. Het “waarom ben ik in godsnaam aan deze tweede leg begonnen,” druipt van ze af. Hun veel jongere vrouwen staan er trots bij, zich nog niet bewust van het feit dat ze voor een oude vermoeide man een paar jonge kinderen baarden.
Hoe bruin was het verleden van Zeist? Ik kom er via internet niet veel over te weten. De website Het geheugen van Zeist geeft nul resultaten aan als ik ‘collaboratie’, ‘NSB’ of ‘Nazi’s’ intik. In Zeist zal het er wel niet veel anders aan toe zijn gegaan dan in andere plaatsen in Nederland: een paar dweepzieke collaborateurs en vooral veel meelopers. In Dunkelblum zijn de mensen die niet fout waren op één hand te tellen. Oostenrijk deed ook iets fanatieker mee met de nazi’s dan Nederland. Zelfs de plaatselijke communist in Dunkelblum, zo lees ik in het boek, was antisemiet.
Later op de avond woon ik in de Oude Kerk in Zeist een uitvoering van het requiem van Fauré bij, opgevoerd door de Sacred Singers. Het concert is georganiseerd door het 4/5 mei comité van Zeist. Er wordt gevraagd na afloop niet te klappen, want dat past niet bij deze dag. Er valt ook weinig om voor te klappen. De dirigent neemt ook de bas-zangpartij voor zijn rekening en weet in deze onmogelijke dubbelfunctie in zijn eentje de hele uitvoering om zeep te helpen. Gelukkig is de sopraan wel goed bij stem.
De volgende dag ben ik terug in het Walkartpark. Ik zie dat het college van B&W niet alleen bloemen legde bij het monument van de joodse slachtoffers uit WOII, maar ook bij het monument voor een tiental oud-Indië strijders uit Zeist. Heeft het gemeentebestuur wel onderzocht, vraag ik me af, of de geëerde doden zich niet schuldig maakten aan oorlogsmisdaden tijdens de politionele acties? Na het lezen van Revoluti van David Van Reybrouck en andere boeken over de verschrikkingen van destijds, moet je dit wel uitzoeken.
Mijn gedachten schieten alle kanten op. Dan herinner ik me plotseling dat een oude vriend vroeger in Zeist woonde, in de buurt van het Slot. We zijn elkaar uit het oog verloren, hij kreeg een ziekte en wilde een tijd niemand meer zien. Ik had altijd spijt dat ik niet meer doorzette om het contact te onderhouden. Zou hij er nog steeds wonen? Op goed geluk zoek ik zijn straat op en spreek ik daar iemand aan, het blijkt zijn vrouw te zijn. Voor zijn huis praat ik kort met mijn oude vriend, het is een hartelijk weerzien. We zien elkaar snel weer. Heeft Zeist nog meer mooie ontmoetingen voor me in petto?
Op Zaterdag lees ik Dunkelblum zwijgt uit, ik merk dat ik steeds meer ben samengesmolten met het boek. Ik droom erover, krijg nachtmerries, denk dat ik leef in Dunkelblum, maar het is slechts Zeist. Het wordt tijd dat mijn geliefde terugkomt.
Slapen gaat in zo’n plattelandsplaats overigens uitstekend. Het is hier veel rustiger dan in Utrecht, geen lallende studenten die diep in de nacht langs mijn huis lopen, geen sirenes op weg naar een ruzie die moet worden beslecht. In Zeist is het stil en zwijgt men in ieder geval ‘s nachts.
—
Roeland Dobbelaer (1962) studeerde filosofie in Utrecht en Parijs. Hij is de bedenker, oprichter en was de eerste hoofdredacteur van Filosofie Magazine en was hoofdredacteur van Natuur&Techniek. Ook stond hij aan de wieg van vele andere tijdschriften en de uitgeverijen Beta Publishers en Veen Media. Tegenwoordig is hij mediaondernemer en bestiert hij Bazarow. Een van zijn leesprojecten is het biografisch lezen: de favoriete boeken lezen van geliefden en vrienden zodat het leven een grote boekenclub is.