Tirza van Holten
Interview hoofdredacteur Poëziekrant Carl De Strycker
“Ondanks doemberichten zit er zeker nog toekomst in de poëzie”
Bezoek ook eens onze website(s) en Social Media.
Tirza van Holten
Interview hoofdredacteur Poëziekrant Carl De Strycker
“Ondanks doemberichten zit er zeker nog toekomst in de poëzie”
Foto: Copyright Kristof Ghyselinck
Foto: Copyright Kristof Ghyselinck
Over de hoofdredacteur
Carl De Strycker (1981) studeerde Germaanse talen aan de Universiteit Antwerpen en was assistent in opleiding aan de afdeling Neerlandistiek van de Universiteit Wenen in Oostenrijk. In 2011 promoveerde hij tot Doctor in de letterkunde met zijn proefschrift Celan auseinandergeschrieben. Paul Celan in de Nederlandse poëzie. Hij was de afgelopen jaren gastdocent Nederlandse letterkunde aan onder andere de universiteiten van Münster, Brussel (VUB en ULB) en Louvain-la-Neuve. De Strycker werd in 2012 directeur van het Poëziecentrum. Hij volgde Willy Tibergien (1945) op die in 1976 Poëziekrant en in 1980 Poëziecentrum stichtte. Inmiddels heeft De Strycker hier zijn afscheid aangekondigd en besloot hij na ruim tien jaar afscheid te nemen in augustus 2023. “Het is een goed moment: er is ruimte en geld voor mijn opvolger om projecten te realiseren,” zo vertelt De Strycker in een artikel in De Standaard.
De Strycker blijft ondanks zijn vertrek als directeur van Poëziecentrum nog wel hoofdredacteur van Poëziekrant. De filosofie van het tijdschrift is “de vinger aan de pols houden van wat er gebeurt in het poëzielandschap en berichten over nieuwe dichters, bundels en tendensen,” zo schrijft de redactie op de site. De Strycker vult aan: “Wat mij betreft moet Poëziekrant nog steeds de functie van een krant hebben: breed informeren en tonen aan de lezers wat er allemaal bestaat. Zelf vind ik het belangrijk om aandacht te geven aan debuten, ook de columns vind ik buitengewoon interessant: ik ben altijd benieuwd naar de persoonlijke insteek, hoe iemand met poëzie omgaat.” We praten online met De Strycker over zijn voorliefde voor poëzie en de toekomst van het genre.
“Mijn liefde voor poëzie begon al op de middelbare school”, vertelt De Strycker. “In onze schoolagenda werden elke week gedichten opgenomen die jongeren hadden geschreven. Ik weet nog dat ik die gedichten zag, ietwat overmoedig dacht ik: dat kan ik beter. Vanaf dat moment ben ik eigenlijk gedichten gaan schrijven. Ik werd al snel vrijwilliger in verschillende jury’s en woonde veel schrijfbijeenkomsten bij.” Na de middelbare school studeerde De Strycker aan de universiteit Nederlands en Duitse taal- en letterkunde, met het idee om zich echt in poëzie te verdiepen. “En of ik dat heb gedaan,” lacht De Strycker. “Waar het mogelijk was, koos ik elk keuzevak rond poëzie en maakte ik er al mijn papers over.”
Wonen in een papieren boekje
Op zijn twintigste publiceerde De Strycker zijn eerste boek genaamd Bladstad, “een verzameling gedichten van mijn schrijfperiode tijdens de middelbare school.” In het boekje komen zijn worstelingen met het grote onderwerp ‘liefde’ naar boven. “Die gedichten zijn erg romantisch”, lacht De Strycker. “Ach, je hebt het natuurlijk wel over de gedichten van een puber. Ik vrees dat het daarom enkel poëzie, liefde en verliefdheid zijn die bij elkaar komen in het boek. Maar,” stelt hij, “daarom heet het natuurlijk ook ‘Bladstad’, het gaat over iemand die in een papieren boekje woont en daar van alles beleeft. Al bleek dat ‘van alles’ achteraf toch wel beperkt,” lacht De Strycker. “Naast romantisch probeerde ik ook altijd klankrijk te schrijven. Het liefst met een grote aandacht voor vorm, dat is iets wat de hedendaagse poëzie een stuk minder typeert.”
Nu schrijft De Strycker al een hele tijd geen poëzie meer. “Na de publicatie van Bladstad heb ik niet veel gedichten meer geschreven. Doordat ik veel met poëzie bezig was, ontdekte ik dat andere mensen beter schreven dan ik, daar moest ik eerlijk in zijn.” Toch heeft hij nooit spijt gehad van de publicatie van jaren geleden. “Als ik terugkijk, had ik tijdens het studeren veel tijd om te schrijven. Als student denk je van niet, maar ik kan me de avonden nog goed herinneren dat ik écht de tijd had om lekker aan een paar regels te knoeien. Die rust is eigenlijk ook nooit meer teruggekeerd.“
“Daarnaast vind ik het moeilijk om poëzie te schrijven als ik tegelijk óver poëzie schrijf”, vervolgt De Strycker. “Je wordt heel kwetsbaar als je gedichten schrijft en publiceert, en als je daarnaast als criticus en academicus optreedt, geeft dat een hele andere insteek. Daarom heb ik die twee dingen gescheiden.”
Het liefst lees ik over alles wat met klassieke muziek te maken heeft
Favoriete auteurs
“Wat is poëzie in één zin… Pfoe, dat is heel moeilijke vraag hoor, zeker voor iemand die dagelijks bezig is met poëzie en op de universiteit over die vraag lang heeft nagedacht. Dat is net als mensen vragen wat mijn lievelingsgedicht of bundel is: ik heb er wel honderd!” Na een korte stilte komt De Strycker toch op het woord ‘taalbehandeling’. In een mail achteraf vult hij het woord nog aan en omschrijft hij poëzie als ‘uitgekiende taalbehandeling’.
Vervolgens vraag ik hem nieuwsgierig naar zijn favoriete boeken en auteurs. In de online meeting zie ik de grote boekenkast vol met boeken prominent op de achtergrond. “Nou, ik heb een hele bibliotheek zoals je ziet”, lacht De Strycker. “Ik heb de kast toevallig net opnieuw ingedeeld, ik zal eens kijken…” Hij draait zich om en werpt wat blikken op zijn verzameling. Een opsomming van diverse auteurs volgt. “Thomas Bernhard, een Oostenrijkse schrijver, is een lievelingsauteur van me, maar ik heb ook alles gelezen van Jeroen Brouwers, Hella Haasse, Stefan Hertmans, Tom Lanoye, Ilja Pfeijffer en Remco Campert.” Hij draait zich weer naar de camera van zijn laptop. “Kortom: ik heb enorm veel gelezen en recenseer ook veel boeken. Het allerliefst lees ik over alles wat met klassieke muziek te maken heeft.”
Fascinatie met poëzie
“Ik weet niet of poëzie boven de andere genres uitspringt, zoals het cliché luidt. Nee, dat poëzie dus het hoogste is van de literatuur, zal ik nooit zeggen. Het is eerder het genre waar ik me toevallig het meest mee bezighoud. Ik kan ook enorm genieten van een mooi geschreven toneeltekst of een goede roman. Tja, wat bevalt me dan vooral aan poëzie?” denkt De Strycker hardop… “Ik denk dat ik dan de kortheid van gedichten en de densiteit van wat er gezegd wordt, zou noemen. Ik vind het leuk als ik moet zoeken in poëzie, niet dat gedichten trouwens een kruiswoordpuzzel of groot raadsel moeten zijn. Gedichten geven een grotere vrijheid waar je zelf als lezer creatief mee aan de slag kan. Het is een genre waarbij je minder aan de hand wordt genomen en meer vrijheid ervaart bij het lezen. Alles wat met de stijl en dat ‘gemaakte’, die constructie, te maken heeft interesseert mij bijzonder.”
Als ik hem vraag wat dé formule is voor een goed gedicht, glimlacht De Strycker. “Simpel: die is er niet. Als er een formule bestond, waren dichters niet nodig. Juist door de verschillende wijzen waarop je woorden neerzet op papier, kun je ze extra of andere betekenissen geven. Meer dan bijvoorbeeld proza, waar de nadruk ligt op het verhaal en de boodschap, gaat het bij poëzie veel meer om tijd en de techniek om de nadruk specifiek te leggen.” Genietend luister ik naar de woorden die De Strycker geeft aan de kunstvorm en hoe zijn passie hierin doorklinkt. “Ik heb gewoon een ontzettende voorliefde voor de vorm, de taal en het taalspel wat in verhevigde vorm aanwezig is in poëzie. Maar,” voegt hij lachend toe, “misschien is het ook wel gewoon een gebrek aan concentratie. Op de middelbare school was ik echt geen lezer. Gedichten zijn kort en kun je opnieuw lezen, dat trok me meer dan dikke boeken met 100 of meer bladzijden.”
Ik vraag wat het moeilijkste is aan poëzie schrijven, De Strycker weet dat niet goed te plaatsen. “Goh, nee dat vind ik wel een hele moeilijke vraag. Ik vond het zelf helemaal niet moeilijk om gedichten te schrijven. Ik denk wel dat het altijd lastig is om geen clichés te gebruiken en niet zeggen wat er al gezegd is. Maar dat is misschien ook de romantische opvatting van literatuur: dat je altijd iets nieuws moet brengen.”
De patisserie komt eigenlijk steeds terug in mijn leven
Kokoscake
“Mag ik iets zeggen?”, onderbreekt De Strycker me. “Ik heb een cake in de oven staan, is het goed als ik die er even uithaal?” Ons gesprek wordt even verstoord door de interruptie. Lachend vraag ik hem daarna of bakken een grote hobby is. “Dat kun je zeker zeggen,” antwoordt De Strycker lachend. Hij vertelt met een stralende glimlach dat hij al twee jaar een professionele opleiding tot patissier doet. “Toen ik drie of vier jaar oud was, ging ik vaak mee naar de patisserie van de beste vriend van mijn vader. Ik heb er vele uren bewonderend doorgebracht, kijkend naar de grote ovens en de mensen die rondliepen met spuitzakken.” De Strycker vertelt dat de fascinatie voor bakken terugkwam toen hij veertig was. “Ach, misschien is het de ‘midlife’ zoals mensen dat noemen, maar vooral de lockdown had ermee te maken. Ik maakte toen veel recepten uit een boek uit Wenen. Hier heb ik zelf een tijdje gewoond, toevallig ook tegenover een patisserie. Zo komt het dus eigenlijk steeds terug in mijn leven,” lacht hij.
Wachten op de trein
We vallen na het gesprek over de kokoscake weer terug op het onderwerp gedichten. Na de vraag wat het moeilijkst is aan poëzie komt mijn volgende vraag niet onverwacht: wat is het makkelijkst aan poëzie schrijven/lezen? “Ik denk de relatieve kortheid die ik eerder noemde,” zegt De Strycker. “Mensen denken dat poëzie moeilijk is, maar ik denk dat dat een misvatting is. Veel poëzie is juist heel leesbaar, ik begrijp dan ook niet waarom mensen tussendoor geen gedichten lezen en waarom iedereen die bijvoorbeeld op de trein wacht, naar zijn telefoon grijpt. In plaats daarvan zou de vluchtigheid van gedichten toch juist moeten uitnodigen om snel een stukje literatuur tot je te nemen.” De Strycker zegt standvastig dat hedendaagse poëzie helemaal niet zo ingewikkeld is als we denken. “Er zijn maar weinig mensen die een dichtbundel van a tot z lezen, dat hoeft ook niet en is ook helemaal niet nodig. Ik zou zeggen: vind rust in een gedicht in plaats van je op te fokken om een trein die niet komt opdagen!”
Mensen zijn vaak op zoek naar de woorden die ze niet kunnen vinden.
Poëzie in het huidige landschap
“De poëzie van vandaag gaat over alles wat aan de werkelijkheid raakt. Het cliché is natuurlijk waar; dat gedichten veel betekenen op de grote momenten van het leven, denk aan een geboorte, een huwelijk of de dood. Mensen zijn dan vaak op zoek naar de woorden die ze niet kunnen vinden.” De Strycker noemt dat poëzie tegenwoordig op veel meer plekken van betekenis kan zijn. “Het kan dezelfde of zelfs meer functies hebben als non-fictie of een prozaboek. Poëzie is veel meer dan die romantische of persoonlijke insteek die het vaak toegeschreven krijgt. Het is kritisch, filosofisch: het stelt vragen en laat je nadenken over belangrijke onderwerpen. Poëzie kan nieuwsberichten overbrengen of inspelen op de actualiteit. De vraag bij dit laatste is eerder of een gedicht meer impact heeft dan een column of opiniestuk. Een goed voorbeeld van iemand die dit goed toepast vind ik Marieke Lucas Rijneveld die haar opinie geeft in haar gedichten. Daarnaast hadden gedichten vroeger ook een andere, vaak didactische functie: je werd opgevoed in gedichten die vertelden wat een goed leven leiden, inhield.”
Maar”, sluit hij dit onderwerp af, “poëzie kan ook simpelweg schoonheid zijn. Dat iets je raakt en je weet niet waarom, dat je eventjes wegdroomt of een ander mens wil worden door dat ene gedicht. Dat het iets doet in iemands leven,” zegt De Strycker. “Als je eerlijk bent, is er niets essentieels aan poëzie. Ik kan ook uitstekend leven zonder poëzie. Tóch geloof ik dat het je leven kan verrijken, daarom zou ik vooral zeggen: geef het in ieder geval een kans.”
Poëziekrant
Van papier naar digitaal. Al jaren maken kranten en tijdschriften deze beweging. Ook binnen Poëziekrant is het onderwerp hot topic. “Volledig digitaal zullen we nooit gaan,” stelt De Strycker. “Onze doelgroep omvat veel wat oudere mensen, daarnaast leeft de poëzie van zijn vormgeving. Het is niet voor niets dat poëziebundels mooi opgemaakt worden. Dus,” komt hij terug op zijn punt, “het is in ieder geval veel te vroeg om de papieren versie weg te gooien.” Toch zien ze bij Poëziekrant dat veel jongeren de digitale versie wel graag gebruiken. “Ik vroeg eerder eens aan mijn studenten ‘Waarom kennen jullie Poëziekrant niet?’ Meteen stelden ze me de vraag terug of hij ook digitaal verkrijgbaar was. Daarom denk ik dat het goed is dat papier en digitaal naast elkaar bestaan. Ik denk overigens dat er tegenwoordig onder de jongeren wel meer aandacht is voor poëzie. Mensen hebben het wel eens over ontlezing onder jongeren, maar daar ben ik eigenlijk helemaal niet sceptisch of ontevreden over.”
Toekomst
“Ondanks de doemberichten die wel eens opduiken, zit er denk ik zeker nog toekomst in de poëzie,” vertelt De Strycker. “Je moet dan niet kijken naar de verkoop, die is altijd laag geweest. Ik zie juist een jonge generatie dichters ontstaan en een jong publiek dat zich interesseert in het genre.” De Strycker is er optimistisch over. “Door alle functies die poëzie kan hebben, zie ik eigenlijk alleen maar hele goeie vooruitzichten en wordt de poëzie denk ik alleen maar beter.”
–
Voor het eerst gepubliceerd in Bazarow Magazine